Het is officieel. Vandaag ben ik met mijn neus keihard op de feiten gedrukt, al kan ik in dit geval misschien beter spreken over ‘het feit’: ik ben een oude man. Althans, zo ben ik getypeerd door een doorgaans zeer vrolijk gestemde collega. Niet eens zozeer omdat ik grijze haren heb, kaal word of er een cynische blik op de wereld op nahou (van die gevallen is geen sprake, al brokkelt mijn vertrouwen in de mensheid mettertijd wel langzaam af), maar omdat ik kennelijk als een oude man praat.
Nu wil het geval dat ik het zelf niet eens als zodanig had opgemerkt. Het snoeiharde commentaar kwam nadat ik mijn collega had laten weten dat ik haar helaas geen Punselie meer kon geven, omdat ik het pak koekjes reeds had ‘opgeborgen’. En dingen opbergen, dat doen alleen oude mensen, aldus de bewuste collega. In de gauwigheid kon ik niet eens bedenken hoe ik het anders had kunnen verwoorden. ‘Ik heb de koekjes weggelegd’? Of ‘ik heb het pak weer dichtgedaan’?
Nu vroeg ik me af of ‘opbergen’ dan echt een dusdanig oud begrip is, dat alleen oude mensen daar nog van spreken. Ik zou mezelf niet zijn, als ik dat niet bij thuiskomst zou hebben nageslagen in het Groot Etymologisch Woordenboek. En wat blijkt: het woord is een verbastering van het Oudnederlandse bergin (waar men het tussen 901 en 1000 al over had). En verdraaid: in 1784 of 1785 maakte het woord ‘opbergen’ zijn intrede. Mijn hemel. Ik ben taaltechnisch 235 jaar!
Daar moet natuurlijk wel bij vermeld worden dat een ‘berging’ nog steeds een alledaags begrip is. Als je een appartement koopt, dan is er best een kans dat je daarbij ook een berging tot je beschikking krijgt. En mensen die een groot huis kopen of huren, zullen één van de niet-gebruikte kamers ook gerust als berging gebruiken. Dat klinkt immers een stuk beter dan een rommelhok.
Goed, ik kan nu natuurlijk in de verdediging schieten en een trits veelgebruikte doch oude woorden opsommen, maar daardoor is de indruk van oude man natuurlijk niet zomaar gewist. En in zeker zin heeft de collega ook wel gelijk. Stiekem vind ik het heel leuk om af en toe hele oude woorden of begrippen in gesprekken of teksten te gebruiken. Zo ben ik nog steeds fan van de termen ‘bij dezen’ en ‘te allen tijde’. En stiekem doet het ook een beetje pijn als ik mails ontvang waarin juist die veelgebezigde termen verkeerd zijn gespeld.
Verder heeft het ook wel iets bijzonders. Het Nederlands verandert razendsnel en met de introductie van nieuwe woorden gaan er vaak oude goed-Nederlandse woorden verloren. Dan moeten we juist de woorden die niet met de tijd zijn meegegaan koesteren. Hoezo spreken we zo vaak over ‘af en toe’, terwijl we ook prima ‘bij tijd en wijle’ kunnen zeggen? Waarom hebben we het altijd over de ‘context’ en niet over ‘samenhang’? Toegegeven, we kunnen niet alle oude spreektaal weer van stal halen. We leven immers ook niet meer in een wereld waarin we met de koets naar kantoor gaan. Maar af en toe een oude uitdrukking erin, moet toch kunnen?
Goed, ik ben dus een oude man. En eigenlijk heb ik daar ook wel vrede mee. Oude mensen hebben veel levenservaring en zitten vol met verhalen. En af en toe moet je ze maar even ratelen over ‘hoe het vroeger allemaal veel beter was’. Achja, ik weet het nog zo goed. 1785: de eerste ballonvaart boven Nederland. Alsof het gisteren was!
Leuk stukkie,joh ik Kan me Er best in vinden.Word zelf af en toe voor taaknazie uitgescholden.groeten van een stokoude tante
Maar, fijne vriend, dat is ondertussen toch al geen nieuws meer? Was tien jaar geleden al zo; weinig veranderd zo te lezen. 😉
Ik ontken alles
Schrijven blijft leuk !