Deze blogpost is in 2011 geschreven, maar volledigheidshalve opnieuw gepubliceerd.
Eerste Kerstnacht. Het park is verlaten en de grond is bedekt met een dik pak sneeuw. Alleen de lantaarns zorgen elke paar meter voor licht in de duisternis. De sneeuw reflecteert op haar beurt het kunstmatige licht. De nacht is koud en een ijzige wind waait door de bomen. Een oorverdovende stilte maakt van de deze nacht een echte winternacht.
Iedereen is binnen om met familie en vrienden Kerstmis te vieren. Willem is de enige die zich nog in het park bevindt. Hij kijkt uit op een klein vijvertje met het wak. In het wak verzamelen enkele eenden zich om hun lichaamswarmte aan elkaar over te dragen. Willem is de enige op het vasteland.
De sneeuw dwarrelt rustig naar beneden, zoals te zien is in het licht van de lantaarnpaal. Willem gelooft niet in God en volgens Willem kun je geen Kerstmis vieren als je niet in het Bijbelverhaal gelooft. Hoe vreemd het ook klinkt, Willem is tevreden. In deze barre winteromstandigheden is Willem standvastig en is hij dag en nacht te vinden in het kleine parkje.
Gisteren had hij de mensen voorbij zien komen die op het allerlaatste moment nog op weg waren naar de winkels om Kerstcadeaus in te slaan. Over een paar dagen zal het park gevuld zijn met jongeren die zich vermaken met het afsteken van vuurwerk. Belgisch, Duits of Nederlands, alles zal voorbij komen. Willem vindt dat geen probleem, hij vindt het juist wel leuk als mensen zich verzamelen in het park. Maar de doodse stilte van deze Kerstdag kan hij ook wel waarderen.
Het park is Willems domein. Willem trotseert de nacht. Willem trotseert de kou en trotseert de eenzaamheid. Heel eventjes is Willem de God van de nacht.
Willem is een man van brons.