Nederland wordt overspoeld met een tweede golf corona-besmettingen. Reden genoeg voor het kabinet om weer nieuwe maatregelen in te voeren, om het virus onder controle te krijgen. Ik had het eerlijk gezegd nog sterker gevonden als de regering het water-stijlfiguur verder had doorgevoerd. We moeten dijken bouwen om de golven te breken. Kanalen graven om het doorgebroken water af te voeren. En de uitrol van het vaccin (laten we hopen dat het er volgend jaar echt is), dat is natuurlijk de bouw van de Deltawerken, waarmee we voorgoed de woeste zee kunnen bedwingen. Maar helaas, het blijft bij een golf en een ‘gedeeltelijke lockdown’. Hè, wat doet dat Engelse woord daar?!
Met alle plezier had ik hier nog een paar alinea’s over water geschreven, maar dan had ik mijn betoog over de lockdown drastisch moeten inkorten. Ik vind het namelijk zo merkwaardig, dat we na al die maanden nog steeds van een lockdown spreken. Hebben we niet alle tijd gehad, in de dode uurtjes van het thuiswerken, om een Nederlands alternatief te verzinnen? Hoewel: het feit dat we vrijwel automatisch overschakelen op een Engels woord is an sich geen onaangename gedachte. Kennelijk is ons land dergelijke vergaande maatregelen altijd gespaard gebleven. Of we hebben er dusdanig weinig mee te maken gehad, dat we de moeite nooit hebben genomen om er een Nederlands woord voor te verzinnen.
Volgens de Van Dale is een lockdown een ‘noodmaatregel of noodtoestand, waarbij een gebouw of gebied niet mag worden betreden of verlaten vanwege gevaar of dreiging’. Als alternatief geeft VRT taal twee opties: (complete) afsluiting of (complete) afgrendeling. Bij eerstgenoemde krijg ik niet het idee dat we te maken hebben met iets serieus. Een weg wordt ook vaak afgesloten met een dranghek. Die kun je met weinig moeite omver krijgen. Een afgrendeling lijkt me daarentegen helemaal geen slechte keus. Het geeft de indruk dat iets daadwerkelijk gesloten is en tegelijkertijd de hoop dat de maatregel eindig is. Het kabinet heeft de sleutel om het land weer van de grendel te halen.
Het Engelse lockdown is voortgekomen uit ‘lock down’ (to secure, make people stay locked indoors for their safety). In het Nederlands zou je dan misschien eerder spreken van opsluiting, maar dat woord gebruiken we eerder voor het vastzetten van iets of iemand, om onszelf te beschermen of om iemands vrijheid moedwillig in te perken. Als het even kon hadden we het virus zelf opgesloten. De samenleving opsluiten is wel heel rigoreus. Nee, dan liever de samenleving afgrendelen.
In mijn speurtocht naar alternatieven, kwam ik ook uit op een hele oude variant van de lockdown: de spertijd. De spertijd is een tijd waarin bepaalde maatregelen van toepassing zijn. Beperkingen kunnen in uitzonderlijke gevallen door de overheid worden opgelegd ter controle (vaak niet oké) of bescherming (wel oké) van de bevolking, bijvoorbeeld in het geval van een ramp of oorlog. Uitstekend! We hebben weliswaar niet te maken met een oorlog, maar een ramp kunnen we de coronapandemie zo onderhand wel noemen.
Maar spertijd heeft een nare bijsmaak. De spertijd, volgens Wikipedia een modern synoniem van de avondklok, komt van de Duitsers. En dan heel specifiek de jaren van de bezetting, waarin mensen werden geacht om tussen 12 uur ’s nachts en 4 uur ’s ochtends binnen te blijven. Dan klinkt de avondklok (vernoemd naar de klok die in de middeleeuwen werd geluid op momenten dat de stad ‘op slot’ ging) toch een stuk vriendelijker. Maar daar wordt de definitie weer te nauw, omdat we vanwege corona juist overdag beter thuis kunnen blijven.
Dan komen we toch weer uit bij het eerste alternatief: de afgrendeling. Ik vind het een blijvertje. Om het kabinet toch enigszins tegemoet te komen, denk ik dat we prima overweg kunnen met een ‘intellectuele afgrendeling’. Nu is het alleen nog wachten op de ontgrendeling, waar we allemaal reikhalzend naar uitkijken.